top of page

Florilège de poésie zélandaise

Avant-propos

 

Le nouveau venu en Zélande est immédiatement frappé par l’engouement des habitants de cette province néerlandaise pour la poésie sous toutes ses formes. À Middelbourg, les façades ne sont pas muettes mais déclament en grosses lettres de vibrantes strophes. Des récitals, des spectacles, des expositions ont lieu toute l’année, qui associent la poésie à d’autres activités artistiques. Toute l’année, peintres, musiciens et poètes se donnent la main pour interroger, éclairer,  célébrer et l’existence quotidienne.

Si les Zélandais ont, à tort ou à raison, la réputation d’être des gens de peu de mots, leur vie intérieure semble être en revanche la source d’un foisonnement lyrique intarissable. Ici, les formes poétiques transcendent, distillent et canalisent des flots bouillonnants de pensées et d’images.

L’eau, la terre, le vent, et la confusion féconde qu’ils engendrent, favorisent l’ardeur du chant. Certes l’histoire et le présent de la Zélande ne sont pas faits uniquement de poésie, loin s’en faut. Pourtant, ainsi qu’en témoigne le présent recueil, la poésie y est un genre privilégié de connaissance. Les grèves, le sable, le fleuve, les villes, la vie en société, le patrimoine architectural, le bistrot du coin, le cri des mouettes : tout devient matière littéraire sous les plumes bien trempées de par ici. Dans les pages qui suivent, dix-huit poètes et un peintre, Christian Perrier, brossent le portrait d’une province, entre brin d’herbe et cirrostratus.

Les poètes zélandais savent se faire tour à tour minimalistes, épiques, précieux, passionnés, libertins, naturalistes et facétieux. L’étendue des possibilités chromatiques de leur poétique est à la mesure de la diversité culturelle et naturelle de cette terre que rythment les battements de la mer du Nord, ce grand cœur–grand poumon.

Pierre-Jean Brassac

Een bloemlezing van hedendaagse Zeeuwse poëzie

Voorwoord

Wie voor het eerst in Zeeland komt, wordt onmiddellijk gegrepen door de passie die de inwoners van deze Nederlandse provincie hebben voor de dichtkunst in al haar verschijningen.

In Middelburg geen blinde muren op de huizen, maar krachtige dichtregels geschreven in stevige letters. Concerten, voordrachten, voorstellingen en exposities waarbij de dichtkunst wordt gekoppeld aan andere kunsten zijn er in alle seizoenen. Het hele jaar door werken schilders, muzikanten en dichters  zij aan zij/samen om het dagelijks bestaat in dit land te belichten, te vieren en te bevragen.

Terecht of onterecht, de Zeeuwen hebben de naam kort van stof te zijn. Hun innerlijk leven daarentegen lijkt een onuitputtelijke bron te zijn van poëtische rijkdom.

De dichtvormen transcenderen, distilleren en kanaliseren de kolkende stroom van gedachten en beelden.

Het resultaat van het samenspel tussen water, land en wind, bevordert de kracht van de gedichten. Het heden en verleden van Zeeland is niet alleen uit dichtregels geboren, verre van dat. Toch gedijt de poëzie er goed, zoals de voorliggende bundel laat zien. De oevers, het zand, de rivier, de steden, het gemeenschapsleven, het erfgoed, het café op de hoek, het geschreeuw van de meeuwen: alles wordt tot literaire stof wanneer het uit pennen vloeit die gedrenkt zijn in de Zeeuwse inkt. Op de volgende bladzijden, schilderen achttien dichter en de schilder Christian Perrier een portret van de provincie, tussen de sprietjes gras en de ijle wolken hoog in de lucht.

De Zeeuwse dichters zijn nu eens sober, dan weer breedsprakig, fijnzinnig of gepassioneerd, vrijmoedig, natuurgetrouw of komisch. De vele klankkleuren van hun gedichten zijn evenredig met de culturele en natuurlijke verscheidenheid van dit gebied en gaan op en neer zoals het gebeuk van de golven op kust en het luide gebulder van de Noordzee.

Pierre-Jean Brassac/Vertaling : Veronica Frenks

bottom of page